De vijfdradige meun
Putje winter, dan is er toch niets te zien in de Oosterschelde ? Dat denk jij ... Bij een duikje op 22 januari, bij een ijzige 2°C (brrrr), op Gorishoek mochten we zelfs een voor ons nieuwe vissoort ontdekken. Rond de 28 meter zagen we er een kabeljauwachtige vis die we niet konden thuisbrengen. Het meest opvallende kenmerk was een fluorescerende streep op de rug, die leek de bewegen. Een vis met neonreclame ? Ik dacht meteen dat moet ik even opzoeken ...
De vis die we mochten bewonderen bleek een vijfdradige meun te zijn. Een vissoort die blijkbaar steeds vaker voorkomt in de Oosterschelde en het Grevelingenmeer. Vooral bij nachtduiken in het vroege voorjaar worden zijn vaak gezien. Een beetje verder opzoekingswerk leert ons het volgende:
De vijfdradige meun is te herkennen aan een vijftal baarddraden op de kop, eentje aan de onderkin en vier aan de voor en bovenzijde van de kop. De baarddraden bevatten hun zintuigen en worden gebruikt bij de zoektocht naar voedsel. Meunen zijn palingachtige vissen met een opvallende rugvin. Deze ligt namelijk verzonken in een groef op de rug van de vis. In de groef lijkt de vin constant van kleur te veranderen. Geelgekleurd, wordt deze soort meestal maximum 25 centimeter groot.
Er bestaan nog minstens 6 andere soorten meunen: de driedradige, zuidelijke, ierse, zilver-, vierdradige en noorse meun. Het leefgebied van de meun wordt bepaald door de voedselbron, zij jagen vooral op garnalen en volgen deze dan ook qua leefgebied. De Meun leeft vooral in de zuidelijke Noordzee en de getijdengebieden, als ook in de Noord-Atlantische oceaan.
De vijfdradige meun heeft zijn paartijd in het midden van de winter en het zeer vroege voorjaar. De larven leven eerst tussen het plankton. De jonge visjes leven tot de zomer in grote scholen vlak onder het wateroppervlak. Pas in het najaar verhuizen zij naar de bodem. Ze leven tussen de 0 en 20 meter diep, in de winter nog iets dieper, op zandbodems met rotsen, stenen en wier.
Copyright : Eric Duton