De geschiedenis van de duiksport
Heb jij je ook wel eens afgevraagd wie er in 's hemelsnaam op het idee kwam om de onderwaterwereld te gaan verkennen met die zware stalen cilinders op je rug ? Ik in elk geval wel, en daarom ben ik het internet gaan afschuimen om iets meer over de geschiedenis van het sportduiken te weten te komen. Een niet zo evidente zoektocht, er zijn niet zo heel veel artikels over gepubliceerd, wel komen een aantal namen in elk van deze teksten terug. Het duiken zoals wij het kennen is nog vrij jong en werd vooral bekend dankzij Cousteau, doch de nieuwsgierigheid heeft de mensheid reeds lang geleden in de richting van het water gedreven.
Vroege beschavingen & mythologie
Wanneer we teruggaan in de tijd en de literatuur, stellen we vast dat schelpen, sponzen, … reeds in vroege beschavingen als sieraad of ruilmiddel gebruikt werden. Hiervoor werd beroep gedaan op zogenaamde "duikers", mannen die in apnea (door hun adem in te houden) afdaalden om deze waardevolle voorwerpen naar boven te halen. Deze "duikers" werden ook ingezet voor militaire doeleinden, als saboteurs, of voor de berging van gezonken schepen. Zowel Griekse als Romeinse mythologie zijn voor een gedeelte gebaseerd op duiken, kijk maar naar goden als Neptunus en dan heb je de legende rond Atlantis. Beide culturen hielden er een onderwaterleger op na van duikers die onder water zwommen en gaten boorden in de scheepsrompen.
Een voorbeeld uit de literatuur is Alexander de Grote (325 v. C.), hij wordt ook wel geciteerd als de pionier van het diepzeeduiken, alhoewel het waarschijnlijk enkel om een legende gaat. In een van zijn observaties beschrijft hij het volgende: Nadat hij in een 'glazen vat' was gegaan en zichzelf had laten 'inslikken' door de zee, komt hij terug aan de oppervlakte, ontzet, en roept uit, "Baronnen, ik heb net gezien dat deze hele wereld verloren is en dat de grote vissen meedogenloos de kleine opeten."
Cruciaal was/is de luchtvoorziening onder water, op het eerste zicht leek het alleen maar nodig om een holle, lange buis te gebruiken die de duiker verbond met de oppervlakte. Vroege ontwerpen gebruikten een leren masker verbonden met een lange buis, door de drukproblematiek kan dit echter nooit in de praktijk zijn toegepast.
Leonardo Da Vinci (1452-1519) had een aantal schetsen voor verschillende onderdelen van de duikapparatuur. Van eenvoudige pijpen naar drijflichamen aan de oppervlakte tot bij een volledig duikpak, met een masker over mond en neus met een luchtvoorraad op de buik meegedragen, zandzakken als ballast, … In een van deze tekeningen zien we zelfs een ontwerp voor zwemhandschoenen met vliezen.
De eerste stappen
Begin 16e eeuw kwamen de eerste technologische ontwikkelingen op gang met de duikklok. Het eerste bekende gebruik van dit ontwerp had plaats in 1531. Guglielmo Lorena gebruikte de klok om twee ceremoniële galeien, die in ondiep water gezonken waren, te onderzoeken. In 1628 gebruikten twee zweden een duikklok van +/- 1,25 meter hoog met in het midden een vierkant stuk lood net een meter onder de rand van de klok, waarop de duiker stond. De duikers konden door middel van lijnen boodschappen doorgeven naar de oppervlakte. Een duiker kon hierin een kwartier lang werken. Hans Albracht von Treileben en Andreas Peckell gebruikten deze klok bij de berging van de Wasa.
De Engelsman John Lethbridge ontwikkelde in 1715 een "duikpak", meerbepaald een toestel dat geheel afgesloten was. Het bestond uit een met leder versterkt vat lucht, met een patrijspoort om door te kijken en twee waterdichte leren manchetten waaruit de armen staken. Het pak was niet geschikt voor grotere diepte omdat dan het drukverschil te groot zou worden. Peckell vulde later het ontwerp aan door met behulp van houten vaten lucht aan de klok toe te voeren. Dit laatste wordt in de literatuur van die tijd toegeschreven aan Edmund Halley.
Er werden pogingen ondernomen om lucht onder druk naar beneden te pompen door middel van balgen, maar dit was slechts een beperkt succes. Het gebruik van de duikklok werd pas praktisch door een luchtpomp vast te maken aan de klok. (John Smeaton aan het einde van de achttiende eeuw)
Het moderne duiken
1818 - De "balg-in-een-doos" van Friedrich von Drieberg, werd door de duiker op de rug gedragen en leverde vanaf de oppervlakte samengeperste lucht. De Triton werkte niet, maar ondersteunde de theorie van Halley in 1716, dat samengeperste lucht kon worden gebruikt bij het duiken.
Augustus Siebe, is waarschijnlijk één van de belangrijkste mijlpalen in de duikgeschiedenis. In 1819 ontwierp hij een 'open rok'. Hierbij werd de lucht onder druk in de helm van de duiker gebracht via een pomp en slang, de lucht ontsnapte onder de taille van de duiker. Op dit ogenblik vermoedt men dat het originele ontwerp van Charles en John Dean kwam. Dit pak werd niet echt als belangrijk beschouwd en Siebe ontwikkelde in 1837 een gesloten pak dat gedurende ongeveer een eeuw de standaard zou blijven. De voornaamste verbetering was dat de duiker zich voorover kon buigen zonder water in het pak te krijgen. Kort hierna werd door Taylor het eerste gepantserde pak uitgevonden waardoor ook grotere diepten (50 meter) bereikbaar werden, decompressie was hier niet noodzakelijk.
Twee Fransen, Benoit Rouquayrol en Auguste Denayrouze, voegden in 1865 een tank met samengeperste lucht toe, uitgerust met een vraagsysteem dat door een diafragma werd geopend. De Aerophore. Een compressor aan de oppervlakte voerde lucht toe door een slang. Via een ingenieuze automaat die in staat was de druk in de longen gelijk te brengen aan de omgevingsdruk, werd de lucht naar de helm gebracht. Het ontwerp had zware voetgewichten, mogelijk de reden waarom het niet echt populair werd, toch gebruikte de franse marine dit gedurende een zevental jaren. Lezer van Jules Vernes roman '20.000 mijlen onder de zee', kennen deze Aerophore misschien als de duikuitrusting van kapitein Nemo. Verne voegde de koperen helm toe om Nemo te beschermen tegen de druk op diepte. Wist hij veel dat dit nooit zou kunnen werken (drukverschil).
In 1878 werd dan de eerste zuurstof re-breather uitgevonden door H.A. Fleuss van de britse firma Siebe, Gorman & Company, deze maakte gebruik van ruwe delen hennep en kalium om de uitgeademde koolstofdioxide te absorberen. Met behulp van Davis werden verbeteringen toegevoegd, zoals het gebruik van meer effectieve absorberende stoffen, stalen cilinders en een automatische klep. De uitrusting werd gedurende WO I ook gebruikt als bescherming tegen gifgas en in WO II werd het door de Britse marine gebruikt.
egin 20e eeuw, meerbepaald in 1925, werd overgeschakeld op een apparaat met samengeperste lucht in plaats van zuurstof. Le Prieur en Fenez ontwikkelden deze stalen cilinder die op de rug gedragen werd en via een slang verbonden was met een mondstuk. Met een neusklem en een brilletje dat enkel de ogen omsloot, had de duiker de mogelijkheid tot klaren. Het voornaamste probleem was dat dit een freeflowapparaat was.
SCUBA diving
Gedurende de twintigste eeuw ontwikkelde de duikapparaten zich verder, de belangrijke doorbraak voor het door ons gekende sportduiken werd bekomen door Emiel Gagnan en Jacques-Yves Cousteau tijdens de tweede wereldoorlog. Zij combineerden het vraagsysteem met een hoge-drukluchttank in een opencircuit systeem dat bekend werd onder de naam Aqualong. Gagnan werd geïnspireerd door de vraagsystemen ontwikkeld aan het einde van de 19e eeuw en combineerde die kennis met vraagsystemen uit het butaangascircuit, op die manier kwam hij tot een dubbelslangsysteem met een inademingsslang, mondstuk en uitademingsslang. Jacques-Yves Cousteau was toendertijd een fanatieke snorkelaar en amateur onderwaterfotograaf, hij stelde zich beschikbaar om dit nieuwe ontwerp te testen.
Verdere testen en ontwikkelingen hadden grotendeels plaats in Frankrijk, vinnen ontworpen door De Corlieu, dieptepogingen door Dumas en Tailliez … Zo blijkt Frankrijk de bakermat van het recreatieve duiken.
Copyright : Eric Duton